Het verhaal van Daniël Politiestudenten verzamelen tijdens de opleiding documenten. Met deze documenten laten ze zien dat ze bepaalde resultaten hebben behaald. Dit zijn bijvoorbeeld certificaten of diploma’s. Maar ook opdrachten of werkstukken. Ze verzamelen alle documenten in een persoonlijke map. Dit is het portfolio. Je voert als student het portfoliogesprek in kwartiel drie (Q3). Docent Daniël vertelt hoe hij werkt tijdens het gesprek. ‘Het is geweldig om collega’s te coachen. Ze staan aan het begin van hun politiecarrière. Ik ondersteun de studenten bij hun professionele ontwikkeling. En het proces van leren. Maar ook op persoonlijke groei. Zo zie ik het portfoliogesprek ook. Veel studenten zijn zenuwachtig voor dit gesprek. Eén van de eerste dingen die ik altijd zeg, is: het is een gesprek, geen verhoor. Dit doe ik om de studenten gerust te stellen. Ik zie dan vaak een last van de schouders vallen.’ Kwetsbaar opstellen ‘Studenten durven zich daardoor kwetsbaar op te stellen. Ik sprak laatst een student die veel gebeurtenissen in haar privéleven had. Daar praat je dan over. Daarnaast leg ik dan de link met zaken die belangrijk zijn voor het portfolio. Denk aan mentale kracht, maar ook beroepsidentiteit. Hoe kijk je als politieman- of vrouw naar jouw situatie? Dat zijn voor mij betere gesprekken dan wanneer ik vraag naar het opnoemen van rijtjes.’ Praktijkvoorbeeld ‘Dit betekent niet dat ik niet kritisch ben. Studenten moeten voldoen aan de eisen die we stellen. Maar dit doen we dus via een waardevol gesprek. Als ik vragen heb over het portfolio, dan geef ik weleens een praktijkvoorbeeld. Bijvoorbeeld over klantverzoeken. Stel, ik kom bij jou aan de balie en vertel dat ik mij zorgen maak om mijn oudere buurvrouw. Ik heb haar al een aantal keer van de straat gehaald. Welke vragen stel je mij? Met de antwoorden die de student geeft, heb ik snel door of hij of zij het snapt.’ Goede balans ‘Het is nodig dat er een goede balans is. Dat is een voorwaarde. Er moet kennis zijn, maar ik ben ook nieuwsgierig naar wie er tegenover me zit. We hebben studenten die negentien jaar zijn, maar ook studenten die begin zestig zijn. Elke student moet tijdens het gesprek zo goed mogelijk tot zijn of haar recht komen. Die situatie probeer ik te creëren.’