Organisatie Politiedebat: wijkwerk is de basis voor alles, maar het blijft een uitdaging Geschreven op donderdag 20 februari 2025 Wat kan de politie doen om meer proactief in de wijk te werken? Vaker uit de wagen stappen? Wijkgerichte opdrachten van de meldkamer? Vaker samenwerken met boa’s? Of misschien wel meer aandacht voor het maken van een ‘praatje pot’ in de politieopleiding? Het is een greep uit praktische oplossingen die naar voren kwamen tijdens het Politiedebat van de Politieacademie. Een one-size-fits-all-oplossing gaat de politie niet helpen. Yvonne Hondema, landelijk portefeuillehouder Verbonden Politie, trapte het debat in Apeldoorn af. ‘De wijken en buurten vormen voor mij de spil in het politiewerk. Alles komt bij elkaar in de wijk’, vertelde ze in haar inleiding. Toch ziet ze ook dat het werk in de wijk onder druk staat. Wat haar betreft is het wijkwerk de basis voor alles. ‘We zeggen vaak: iedere agent voor de wijk. Maar helaas blijft dat vaak wel bij teksten en kreten. Want het lukt ons onvoldoende om dat op een goede manier te doen.’ Ivo van Duijneveldt is onderzoeker bij AEF en verbonden aan het Kenniscentrum Lokaal Politiewerk van de Politieacademie. Hij ziet die ontwikkeling ook. Door de schaalvergroting is wijkgericht werken steeds meer onder druk komen te staan. ‘Landelijke kaders en lokaal maatwerk staan recht tegenover elkaar’, zegt Ivo. Volgens hem zijn met de vorming van de nationale politie veel teams samengevoegd en politiebureaus gesloten. Terwijl je juist meer in de wijk zou moeten investeren. ‘Dat kan je niet compenseren met een digitaal dienstverleningsconcept.’ Ivo is groot voorstander van probleemgerichte aansturing. ‘In veel gebieden valt de meldingendruk best mee. Dan is er veel vrije ruimte waar je gebruik van kan maken. Maar dan is het wel belangrijk dat je je kunt focussen op een te overzien gebied. Want als je rondjes te groot worden, heb je geen anker meer.’ Contact met de burger Volgens Anko Lange, sectorhoofd in Groningen, is het niet zo dat wijkgericht werken nergens lukt. Hij ziet verschillen tussen teams. ‘In de periferie voelen agenten zich meer verbonden met hun gebied. In grotere teams verdwijnt dat gevoel sneller.’ Hij benadrukt dat wijkgericht werken niet alleen gaat om organisatie, maar ook om cultuur en leiderschap. De politie moet af van de focus op incidentafhandeling. En terug naar de kern van politiewerk: contact met de burger. ‘We hebben de beweging van de wijk naar noodhulp gemaakt en die moeten we nu weer terug maken. Dat moeten we met de hele organisatie willen. En daar moet het onderwijs echt een belangrijke rol in spelen.’ Eigenaarschap Operationeel specialist Mirjam Mast van de eenheid Noord-Nederland zet vraagtekens bij het terugdraaien van de focus op noodhulp: ‘We hebben geprobeerd om met werkopdrachten collega’s proactief aan het werk in de wijk te krijgen. Maar als je het bureau uitrijdt, bepaal je zelf waar de prioriteiten liggen en wordt de werkopdracht minder belangrijk.’ Dat heeft te maken met sturing en ultuur. ‘Je ziet het aan de inrichting van de basisteams. Zelfsturende teams werken niet: basisteams zijn te groot en dat staat eigenaarschap in de weg. Volgens Mast ligt een mogelijke oplossing in het effectiever benutten van de bestaande surveillancedienst. Wouter Stol, lector aan de Politieacademie, deed onderzoek naar politiewerk. Hij concludeerde dat tijdens een dienst vijftig procent van de tijd niet verbonden is aan een bepaalde melding. Die tijd wordt alleen niet altijd efficiënt ingezet. ‘Collega’s ervaren dat niet zo, maar wetenschappelijk is het onderbouwd: veel tijd wordt opgevuld met rondjes rijden.’ ❛❛ De politie moet af van de focus op incidentafhandeling. En terug naar de kern van politiewerk: contact met de burger. Met nuttige informatie naar een melding toe Om wijkgericht werken te verbeteren, start in maart een experiment in Zuidwest-Drenthe. Hier probeert de politie meldingen niet alleen reactief af te handelen, maar ook te gebruiken als een manier om structureel contact met de wijk op te bouwen. ‘We weten dat de eenheden meldingen vanuit de meldkamer goed opvolgen. Daar gaan we gebruik van maken’, vertelt Mirjam. In het experiment geven we intel-meldingen uit via het systeem van de meldkamer. Hierdoor gaan de agenten beter voorbereid en met nuttige informatie naar een melding toe. Dit betekent dat een melding over bijvoorbeeld overlast in een speeltuin niet alleen als incident wordt behandeld. Agenten nemen ook de bredere problematiek rond jeugd en veiligheid in de wijk mee. Hier ligt een kans om politieagenten meer contact te laten maken met hun wijk. Maar er is weerstand. Want uit onderzoek blijkt dat agenten weinig uit hun auto stappen om gesprekken met burgers aan te gaan. ‘We rijden een rondje om het winkelcentrum, maar stappen niet uit om er doorheen te lopen en contact te maken’, licht Mirjam toe. Dit is voor een deel een cultuurkwestie. Maar ook een gevolg van de opleiding van dit moment. ‘De huidige basispolitieopleiding heeft een focus op noodhulp. We zien liever dat studenten ook leren om wijkgericht te werken. Lokaal politiewerk zou een groter onderdeel van de opleiding moeten zijn.’ ❛❛ Voor de nieuwe generatie agenten lijkt het steeds lastiger om een ‘praatje pot’ aan te gaan Nieuwe generatie Tijdens het Politiedebat benoemen verschillende mensen dat het voor de nieuwe generatie agenten steeds lastiger lijkt om een ‘praatje pot’ aan te gaan. Bertri Post, wijkagent in IJsselland-Noord herkent dat: ‘We moeten collega’s echt leren om de auto uit te stappen. Als je jonge collega’s vraagt om iemand aan te spreken voor praatje, dan krijg je een schrikreactie.’ Oud wijkagent Wilco Berenschot mist soms een nieuwsgierige houding bij jonge collega’s. Maar hij is ervan overtuigd dat iedereen dat kan leren en kan worden ‘aangezet’. Al is dat soms lastig. ‘Mensen zijn soms teleurgesteld als ze Bureau Maastricht hebben gezien en uiteindelijk merken dat veel politiewerk in de wijk minder spannend is dan daar te zien is.’ Een wijkagent in de zaal heeft wel een oplossing. Tijdens noodhulpdiensten probeert hij het wijkwerk te promoten bij de collega naast hem in de auto. ‘Af en toe even uitstappen en een rondje over de markt lopen’, vertelt hij. En dat heeft effect: jonge collega’s worden dan enthousiast. Boa’s Een andere belangrijke ontwikkeling is de groeiende rol van boa’s in wijken. Peter van Vliet EMTP, adjunct-directeur van de Amsterdamse Handhaving, ziet hoe boa’s steeds vaker het wijkgerichte werk overnemen. ‘Als boa kun je doen waar de wijkagent niet meer aan toekomt: zichtbaar zijn en contact maken. Wij krijgen berichten van bewoners die zich veiliger voelen omdat wij in de wijk aanwezig zijn.’De samenwerking tussen politie en boa’s kan beter. De politie vraagt regelmatig ondersteuning van boa’s, maar deze vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. En die heeft andere prioriteiten. ‘Die zijn leidend, niet wat de politie wil.’ Toch ziet van Vliet ook kansen, door boa’s meer te laten samenwerken met de wijkagent. ‘De boa’s zijn de ogen en oren op straat. We kunnen met de politie veel informatie delen en andersom. Het is mijn droom dat onze informatie ook openbaar is in de systemen van de politie en andersom.’ Plaatsvervangend korpschef Wilbert Paulissen sloot het debat af. Hij benadrukte dat zichtbaarheid in de wijk niet alleen een politietaak is. ‘Wat dat betreft vind ik dat wij vaak een te grote broek aan krijgen. Alsof wij degenen zijn die de wijk moeten redden’. Het is een overheidstaak, die we wat hem betreft samen moeten oppakken met gemeenten en ketenpartners. Het lastige daarbij is dat er na vijf uur ’s middags nog maar één nummer bereikbaar is. Dat is van de politie.